De gevolgen van de financiële crisis van 2008 lijken het leven van jongeren te blijven bepalen. Uit een rapport van het McKinsey Global Institute blijkt dat de inkomens in rijke westerse landen stagneren of zelfs dalen.
Uit een recent rapport (juli 2016) van McKinsey Global Institute (MGI), een internationaal bedrijf dat gericht is op het verschaffen van inzicht in de wereldeconomie, blijkt dat de inkomens in westerse landen stagneren of zelfs dalen.
Ongeveer 540 à 580 miljoen mensen zijn geen cent rijker geworden over negen jaar tijd (2005-2014). Dit komt overeen met 70 procent van de gezinnen, wiens inkomen daalde of stagneerde in deze periode. In vergelijking met de periode 1993 tot 2005 waar dit fenomeen bij slechts 2 procent van de mensen voorkwam.
Kinderen lopen dus het risico dat ze armer zullen zijn dan hun ouders. Het rapport ‘Poorer than their Parents: Flat or Falling Incomes in Advanced Economies’ toont dat twee derde van de inkomens van de gezinnen in de onderzochte landen (VS en West-Europa) stagneerde of zelfs daalde tussen 2005 en 2014.
Een daling van de inkomens betekende echter niet altijd dat het beschikbaar inkomen, het inkomen dat gezinnen overhouden na aftrek van belastingen en het ontvangen van transfers van de overheid, daalde. In de VS bijvoorbeeld waar 81 procent van de inkomens daalde, steeg het beschikbaar inkomen voor bijna alle gezinnen.
De verschillen tussen de onderzochte landen kunnen toegeschreven worden aan het verschillend overheidsbeleid in deze landen. Zo zien 97 procent van de Italiaanse gezinnen hun inkomen dalen of hetzelfde blijven, in tegenstelling tot 20 procent van de Zweedse gezinnen. De Zweedse overheid staat immers in voor het behouden van jobs, waardoor het dalen van inkomens minder gezinnen treft.
Negatieve gevolgen voor iedereen
De oorzaak ligt volgens het rapport bij de financiële crisis die begon in 2008 en het trage economische herstel dat daarop volgde. Ook de verschuiving naar meer deeltijdse en tijdelijke arbeid heeft invloed op de daling in inkomens.
De bevindingen van het onderzoek van MGI wekken angst en bezorgdheid op bij de middenklasse en de jongere generatie. De jongeren lopen immers het risico om armer te zijn dan hun ouders, een ongezien fenomeen sinds de Tweede Wereldoorlog.
Mensen verwachtten immers altijd dat hun kinderen beter af zouden zijn dan hun ouders of grootouders. Die vanzelfsprekendheid blijkt op het spel te staan en de vraag kan gesteld worden of de gouden dagen definitief voorbij zijn?
Ook voor ondernemingen zijn deze bevindingen alarmerend. De koopkracht van de brede middenklasse, de basis van een op consumptiegerichte economie, is hierdoor verstoord. Als vier van de vijf gezinnen niet genoeg geld hebben om de goederen en diensten te kopen, dan zullen nieuwe investeren die ons allen beter maken achterwege blijven.
Dat iedereen lijdt onder het trage herstel van de economie na de crisis is volgens professor Emmanuel Saez van de University of California, Berkeley, is te wijten aan de verslapping van de arbeidsmarkt. Deze verslapping zorgt ervoor dat de lonen laag blijven, waardoor de consumentenbasis van ondernemingen die nodig is om te investeren en te groeien wegvalt.
Besparingen van de overheid zorgen ervoor dat niemand wint. De koopkracht van de consumenten moet weer omhoog gaan volgens Saez, en dan zal de economie weer kunnen groeien.
Ook de rijken lijken de ‘lijden’ onder de crisis. Ze zien een duidelijke vertraging in de stijging van hun rijkdom. De enige groep die niets merkt van de crisis zijn de ultrarijken.
Inkomensongelijkheid bij miljonairs
David Cay Johnson, een onderzoeksjournalist en lesgever in ondernemingen, belastingen en eigendomsrecht van de oude wereld aan de Syracuse University College of Law , schrijft in zijn opinieartikel dat de grootste inkomenskloof in de VS niet tussen de top 1 procent en de onderste 99 procent bestaat, maar wel binnen die 1 procent rijken.
“De rijken worden rijker, de armen worden armer,” een vaak gehoorde uitspraak, toch blijkt dat ook de top 1 procent rijken niet allemaal rijker worden. Na de crisis is er maar één groep wiens inkomen stijgt, en dat is de groep van de 0,001 procent rijkste mensen in de VS en West-Europa. Dit wil zeggen dat 1.361 gezinnen de enigen zijn die hun, reeds veel te grote, rijkdom zien stijgen.
Professor Emmanuel Saez stelt vast dat 95 procent van de inkomenswinsten sinds 2009 naar de top 1 procent gaat.
Alsof dit nog niet oneerlijk genoeg is, blijkt dat de belastingslast bij deze top 0,001 procent daalt. Ze verdienen dus meer, ze worden rijker en moeten minder bijdragen aan de samenleving.
De kloof tussen de 0,001 procent rijken en de rest van die 1 procent rijkste gezinnen wordt steeds groter. De gemiddelde inkomens van van deze 1 procent rijken steeg tot bijna 1,3 miljoen dollar in 2012 (1,16 miljoen euro), in vergelijking met 424.000 dollar (380.542 euro) in 2003.
Een kleinigheid lijkt het als de inkomens van de 0,001 procent rijken hier tegenover gezet worden. Deze 0,001 procent van de gezinnen hebben een gemiddeld inkomen van 161 miljoen dollar, en dat is een stijging van 84,6 miljoen dollar (75,9 miljoen euro).
Erger lijkt het nog als er gekeken wordt naar de belastingen die deze 0,001 procent betaalt. Deze groep betaalt slechts 17,6 cent per dollar (15,79 cent per euro) die ze verdienen aan inkomensbelastingen, in vergelijking met 23,5 cent per dollar (21 cent per euro) die de rest van deze 1 procent rijken betaalt.
Wat is nu een verschil van 6 cent kan je denken? Maar dit gaat over aanzienlijke bedragen als je dit berekent op een gemiddeld inkomen van 335 miljoen dollar.
Het systeem van inkomensbelasting is niet langer progressief. De belastingsdruk daalt voor inkomens die torenhoog zijn.
Een oplossing nodig
Wanneer de economie zal beginnen groeien aan een hoog niveau, dan voorspelt het rapport van MGI dat het percentage gezinnen met een dalend of stagnerend inkomen wel weer zal afnemen. Goede hoop voor de toekomst, toch zijn we nog niet zo ver.
Volgens professor Saez is de oplossing geen beleid dat ongelijkheid reduceert, maar wel een beleid dat zorgt voor een sterkere arbeidsmarkt en de creatie van werkgelegenheid. Een stevigere arbeidsmarkt zorgt ervoor dat lonen stijgen, waardoor ‘slechts’ 58 procent van de inkomenswinsten naar de top 1 procent gaan in plaats van 95 procent.
Er is dringend nood aan een beleidsantwoord van de overheid, toch moeten er heel wat afwegingen gemaakt worden. Investeren in technologische vooruitgang lijkt goed, omdat het de levenskwaliteit verbetert. Toch moet er ook rekening gehouden worden met de negatieve effecten, zoals de neerwaartse druk op de lonen. En wat met de globalisering? Die is nadelig voor de lonen van laag- en midden-geschoolde arbeiders in de VS, maar zorgt er wel voor dat een miljard mensen in andere landen uit armoede geraken.
Eenduidige antwoorden zijn er dus moeilijk te vinden, toch is het volgens professor Saez belangrijk dat het fiscale beleid meer progressief wordt. Wel moet er opgepast worden om zomaar progressief fiscaal beleid voor te stellen. Hogere belastingtarieven reduceren de groei van het bruto binnenlands product (bbp), zelfs als de inkomens meer gelijk worden.
Bronnen:
The top .001 percent are different from you and me
95% Of Income Gains Since 2009 Went To The Top 1% — Here’s What That Really Means
http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2016/07/15/jongeren-zullen-armer-worden-dan-hun-ouders