2016 Maatschappij zonder armoede

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft onderzoek gedaan naar armoede in Nederland over de periode 1989 tot 2013. In die periode is de armoede toegenomen en vooral ook de langdurige armoede. Dit geldt in de eerste plaats voor uitkeringstrekkers en pensioenontvangers. Onder uitkeringstrekkers ligt het armoedepercentage bijna viermaal zo hoog als onder de algemene bevolking.

Maar bovendien blijkt dat het hebben van werk minder een garantie is geworden om niet arm te zijn. In 2013 was bijna de helft van de totale groep langdurig armen actief op de arbeidsmarkt.

De kans op langdurige armoede is vooral groot onder werkloze ouderen. Zij komen niet alleen nauwelijks meer aan het werk, ook krijgen ze te maken met versoberingen in de regelingen die nu nog gelden als hun WW-uitkering stopt. Samen met de verhoging van de AOW-leeftijd, kan dit betekenen dat mensen die veertig jaar gewerkt hebben, alsnog langdurig arm worden.

Je wordt er somber van. En je vraagt je af wat deze cijfers teweeg zullen brengen. Wat mogen we van de politici en de beleidsmakers verwachten die deze informatie tot zich nemen?

Wat lezen we daarover in dat armoederapport van het SCP? Daarin vind je een paragraaf over de beleidsrelevantie van het onderzoek. Die bestaat er volgens het SCP uit dat

  • Armen in een neerwaartse spiraal terecht kunnen komen, doordat armoede leidt tot gevoelens van onmacht, incompetentie en gebrek aan erkenning

  • De sterke flexibilisering van de arbeidsmarkt een bijdrage levert aan de toename van armoede, waardoor werk niet meer de bestaanszekerheid biedt die er in het verleden wel was.

  • Langdurige armoede kan leiden tot een tweedeling in de maatschappij.

En in een paragraaf over beleidsimplicaties van het onderzoek merkt het SCP terecht op dat de overheid sterk inzet op betaalde arbeid als middel om armoede te voorkomen en om uit de armoede te geraken, maar dat uit dit onderzoek dus blijkt dat bijna de helft van de langdurig armen werkzaam is. De overheid zou zich dus eens achter de oren moeten krabben.

En dat zou ze ook moeten doen als je kijkt naar de toename van langdurige armoede onder uitkeringstrekkers, vooral de ouderen onder hen.

Maar toen ik dit alles tot me liet doordringen, ging ik me ook afvragen hoe dat ook al weet zat met die verzorgingsstaat die we na de Tweede Wereldoorlog opbouwden. We wilden toch een maatschappij die niet alleen economisch welvarend zou zijn, maar ook een met een zodanige gelijkheid dat niemand in bestaansonzekerheid hoeft te verkeren?

Want dat wisten we nog heel goed, dat de massawerkloosheid, de bestaansonzekerheid en de armoede in de jaren dertig, gevolgen van economische crisis en slecht economisch beleid, tot rampzalige gevolgen hadden geleid.

Nooit gedacht dat dat belangrijke inzicht ooit nog weer zo actueel zou kunnen worden.

Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En dat we een maatschappij zonder armoede nodig hebben om maatschappelijke onrust, ontreddering en erger te voorkomen?

http://www.sociaalweb.nl/blogs/zijn-we-vergeten-dat-we-een-maatschappij-zonder-armoede-willen-e