Nieuw in Amsterdam: de werkbrigade. Deze week zijn ze begonnen. De eerste 13 werkloze mannen, sommigen al vele jaren in de bijstand, gaan in de hoofdstad vuil opruimen, groen verzorgen, het verkeer regelen of gastheer spelen in een winkelcentrum. Als het aan SP-wethouder Arjan Vliegenthart ligt, heeft de gemeente Amsterdam over twee jaar 500 werkbrigadiers in dienst.
Ander nieuwtje: Jetta Klijnsma heeft met de wethouders van Wageningen, Utrecht, Groningen en Tilburg afspraken gemaakt om te gaan experimenteren met de bijstand. De afspraken heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken vrijdagavond naar de Tweede Kamer gestuurd. Klijnsma geeft vanaf 1 januari maximaal twintig gemeenten de kans om de regels voor de bijstand te versoepelen en in kaart te brengen wat werkt om bijstandsgerechtigden aan de slag te krijgen. Al die gemeenten willen hetzelfde: meer eenvoud én meer maatwerk, meer vertrouwen én meer stimulering van de eigen veerkracht, minder repressie en minder controle. Ik zou zeggen: prima experimenteerrichting.
Toch is er iets fundamenteel mis met de enthousiaste plannen van Vliegenthart en Klijnsma. Dit begint al met de tijdelijkheid ervan. Twee jaar krijgen de werkbrigadiers en de experimenterende gemeenten. Daarna gaan we evalueren en bekijken hoeveel van de ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’ er ‘effectief geactiveerd’ zijn en, dus, naar een reguliere baan geholpen.
Begrijpt u me niet verkeerd. De dertien werkbrigadiers die deze week aan het werk zijn gegaan, gun ik écht het allerbeste, en ik vind het goed dat ze zich nuttig gaan maken voor de stad, maar de kans dat een van deze heren over twee jaar een reguliere baan heeft, is nihil. Klijnsma en Vliegenthart lijken dit niet te willen zien. Ze gaan experimenteren om te leren, maar weigeren te leren van de ervaringen uit het verleden.
In- en doorstroombanen (ID-banen) heetten de Melkertbanen officieel, weet u nog? In 2004 hielden we ermee op, na tien jaar lang werklozen gesubsidieerd werk te hebben laten doen. Er mocht geen geld meer naartoe. De doorstroombaan bleek geen doorstroombaan.
Daarmee zijn we bij het hardnekkigste probleem aangeland. Dat probleem is niet de gebrekkige werking van de doorstroombaan, dat probleem is een waan. Een illusoire overtuiging die vooral schijnt voor te komen bij politici en beleidsmakers: de doorstroomwaan.
Het is een wonderlijk ziektebeeld. Mensen die eraan lijden, geloven écht dat vrijwel iedere bijstandsgerechtigde die je kan ‘activeren’ en ‘in zijn eigen kracht’ weet te zetten, binnen twee jaar als vanzelf verandert in een duurzaam inzetbare modelwerknemer voor wie werkgevers in de rij staan.
Dat decennia ervaring uitwijst dat dit niet zo is, telt niet voor mensen met doorstroomwaan. Het doel van activerend beleid is en moet altijd een échte baan zijn. Die werkbrigadiers, die móéten binnen twee jaar doorstromen, plaatsmaken voor anderen. Lukt dat niet, dan is het experiment mislukt en is de kans groot dat Amsterdam er weer mee stopt.
Hoe bevrijden we onze bestuurders in de sociale hoek van deze hardnekkige waan? Hoe maken we ze duidelijk dat er honderdduizenden bijstandsgerechtigden zijn die nooit een reguliere baan zullen hebben, mensen dus voor wie elke ‘doorstroombaan’ zal mislukken?
Hoe maken we ze duidelijk dat deze mensen zich niettemin prima nuttig kunnen maken voor de samenleving, bijvoorbeeld als werkbrigadier? Hoe maken we ze duidelijk dat deze mensen niet geholpen zijn met experimentjes of programma’s met een looptijd van maximaal twee jaar? Hoe krijgen we in die hoofden dat deze mensen gebaat zijn bij betrouwbare basisbanen, waar ze, bij voldoende presteren, vele jaren in vooruit kunnen?
Mensen in de bijstand ‘activeren’ met een doorstroombaan is en blijft zinloos